EEN KLOOSTER IN ‘T GEIN

In 1421 wordt tijdens de Sint Elisabethsvloed het klooster van de zusters van de Derde Orde van Franciscus in Almkerk vernield. Drie nonnen besluiten om naar Utrecht te gaan trekken in bij de weduwe Aertgen Buijs. Deze wordt ondersteund door de vermogende Beatrix van Dordrecht. In 1423 verneemt Beatrix  dat bij IJsselstein door Heer Arnold van Egmond buiten de stadspoort een klooster was gebouwd en daar zou voldoende ruimte zijn voor de bouw van nog een klooster voor de nonnen uit Almkerk.

Beatrix van Dordrecht zou de bouw van een nieuw klooster betalen en het vijftal toog op weg naar IJsselstein. Ze komen echter niet verder dan Gein, want te midden van de ruïnes van het stadje treffen ze nog wel de parochiekerk aan en daarnaast de pastorie met een pastoor. De keuze voor Gein is snel gemaakt. Beatrix van Dordrecht koopt een groot pand (“70 voeten lanck” = ca. 22 meter) aan de Geindijk. Dat wordt afgebroken en nabij het kerkgebouw in ’t Gein weer opgebouwd. Door het plaatsen van schotten in de grote ruimten worden cellen gemaakt en is het gebouw geschikt voor het kloosterleven. ze nemen het gebouw in gebruik onder de naam het Onze-Lieve-Vrouwe van Nazareth klooster.

De drie nonnen uit Almkerk betrekken het nieuwe klooster en ook Beatrix van Dordrecht treedt tot de Franciscaner orde toe en voegt zich bij hen.
Vrij snel na aanvang zijn er twaalf zusters en eind 15e eeuw telt het op haar hoogtepunt ongeveer 30 kloosterlingen. De kerk wordt opgenomen (geïncorporeerd) in het klooster en wordt diverse malen gerestaureerd en verbouwd.

Afbeelding 1
Op de kaart uit 1554 staat rechtsonder in “ ’t Geijn” een gebouw wat mogelijk het kloostergebouw is. Vlakbij is de stenen brug over de Doorslag te zien. Net boven het klooster de molen van Oudegein, schuin links de molen en de kerk van “Jutfaes”.

Na een moeizame start komt het klooster in de jaren 1430 tot bloei. Pastoor Herman Voscuyl van de parochiekerk wordt in 1433 aangesteld als biechtvader.

Het is onduidelijk hoe het klooster en de directe omgeving er exact uit hebben gezien. Uit geschriften – die niet altijd even betrouwbaar zijn – kunnen we wel aannemen dat er naast het zusterverblijf ook dienstgebouwen hebben gestaan zoals een bakhuis, washuis, turfhuis en wellicht een brouwerij. Mogelijk is het complex ommuurd geweest: “Ao 1460 […] sy omcingelden het clooster met een muur, costende 233 gl.’ (In 1450 is een muur gebouwd tegen een prijs van 233 gulden). Er is ook een kerkhof geweest. Die lag ongeveer ter hoogte van de zuidelijke knik in het fietspad langs de Doorslag. Er was ook een stenen huis genaamd ‘Ruwesen”.

‘De gouden susteren’

De rijkdom van het klooster en de toename van het aantal nonnen, maar ook de vele andere activiteiten (tapijtwerk, weven, borduren, boeken schrijven) maken het nodig en mogelijk het complex uit te breiden.

Door vele schenkingen en erfenissen van geld en grond kan het klooster in ’t Geyn een enorme rijkdom opbouwen. Ook het geld dat verdiend wordt met de landbouw, veeteelt en het tapijtwerk, weven, naai- en breiwerk en het (over-)schrijven van boeken draagt hieraan bij. Aan het begin van de zestiende eeuw is het Nazareth klooster dan ook één van de rijkste kloosters van het Nedersticht. Er is zelfs grondgebied buiten het huidige Nieuwegein in bezit.

Afbeelding 2
De landerijen die het klooster bezit zijn groen gekleurd en geprojecteerd op de huidige plattegrond van een zuidwestelijk deel van Nieuwegein.

Zo is er ook ene Gerrit Claessen, die op een boerderij aan de Koppel woont. Hij verkoopt al zijn bezittingen (vee, huis, landerijen), trekt met zijn vrouw Aeltgen naar ’t Gein en woont daar in een stenen huis. De opbrengst van zijn verkochte bezit gaat naar het klooster. Gerrit stelt zijn verdere werkzame leven ten dienste van het klooster. Door schippers uit de omgeving wordt hij ‘de ezel van ’t Gein’ genoemd.

Dat de nonnen ook wel ‘de gouden susteren’ genoemd werden, is niet vreemd. Echter, deze naam schijnt niets te maken te hebben met de rijkdom van het klooster.

Volgens de Kroniek van Buysling  [1] gaat het verhaal als volgt:
In 1436 wordt de priorin na dertien jaar afgezet, omdat ‘se te slap was’ om de inmiddels dertig kloosterlingen te leiden en het klooster goed te beheren en besturen. De 25-jarige Cleartgen Gerrits, ook afkomstig uit Almkerk, is haar opvolgster. Claertgen was ‘seer wijs ende devoot’ en bestuurt het klooster met een strakke hand. Onder haar bewind ‘leefden [de nonnen] seer vreedelicken met malcander, sulcx datse de goude susteren genaemt werden’. Uit de kroniek van Buysling blijkt dus dat de ‘gouden susteren von ’t Geyn’ hun bijnaam te danken hebben aan het feit dat zij zo vreedzaam met elkaar samenleven, en niet aan de rijkdom van het klooster.


[1] Kroniek van Buysling, MOND_1842-181.pdf, zie: //dspace.library.uu.nl/handle/1874/289827
Pater Jan Aertsz. Buysling werd in 1565 pater van het klooster Het Geyn bij Utrecht. Hij tekende de overgeleverde verhalen op, beschrijft de geschiedenis van het klooster van 1423 tot 1574.

LEVEN EN WERKEN

Het klooster
Binnen het eigenlijke kloostergebouw zijn zogenaamde cellen. Daarin kunnen de zusters zich terugtrekken om de dagelijkse gebeden te doen, maar ook om handwerken te verrichten of geestelijke boeken te lezen. Die kamertjes zijn oorspronkelijk heel sober van opzet en inrichting en met schotten van elkaar gescheiden. De inrichting bestaat uit een kistje om op te zitten en om wat kleding in te bewaren. Verder natuurlijk een kruisbeeld, een wijwaterbakje en een gebedenboek. Bij de toenemende welvaart hoort ook wat meer luxe, zoals een eiken kastje voor het bewaren van linnen, een bidstoeltje en afbeeldingen of beeldjes aan de muur.

In de nabijheid van de cellen van de nonnen heeft de priorin haar zitkamer, die ongeveer dezelfde inrichting heeft als de cellen van de zusters, maar toch met wat meer kostbare materialen en meubelen.

Op de begane grond van het klooster is de pronkkamer te vinden. Daarin staan stoelen met zitkussens van rood tapijtwerk, groot en klein en met vaak in het tapijtwerk geborduurde wapens van de adellijke nonnen. Er staat een grote eikenhouten tafel met daarop vijf geschilderde wapens. Op een vierkante schraag (onderbouw) staat een glazen kastje met daarin een Mariabeeld en enkele andere heiligenbeelden: “…en eene Lieve Vrouw met het kindeken, voor den schoorsteen, en dan een Christus met de doornenkroon.”

Verder zijn er een refter (de eetzaal), een spinkamer met weefgetouw en de kapittelkamer. De kapittelkamer is om ongehoorzame zustertjes te kapittelen (bestraffend toespreken dan wel bestraffen) na de zondagse kerkdienst! Tenslotte zijn er nog de keuken, een spreekkamer met roostertjes in een spreekvenster waardoor de nonnen met hun familie kunnen spreken, en een ziekenzaal.

De kloosterkerk bevat rijke bemeubeling en de kostbare beelden en kandelaren en kelken. Ook van deze kerk heeft Buysling een volledige inventarislijst nagelaten in zijn kroniek.

Bestuur van het klooster

In het klooster vormen de oudste nonnen tezamen met de priorin en met de rector of biechtvader een soort ‘raadsvergadering’. Daar worden belangrijke zaken betreffende het klooster besproken. Één zuster heeft de titel van procuraatster (= administratrice). Daarbij behoren de taken van toezicht over de keuken, de kelder 9waar bier en wijn wordt bewaard) en de provisiekamer (voorraden levensmiddelen). Er is een bewaarster aangesteld voor de bibliotheek, waarin studieboeken en geestelijke boeken worden bewaard die niet in de kerk worden gebruikt. Andere zusters zijn belast met het schoonhouden van kerk en klooster en met portiersdiensten, zodat niemand ongezien het kloostercomplex kan betreden.

Werkzaamheden

Andere bezigheden van de nonnen bestaan uit het schrijven van boeken, het inkleuren van tekeningen in boeken, stikken en/of borduren van zitkussens, kerk- en altaarversierselen en het vervaardigen van kazuifels en andere geestelijke gewaden.

Omstreeks het middaguur nodigt de kloosterklok voor de maaltijd. De nonnen scharen zich dan zwijgend op lange banken zonder leuningen aan zware eikenhouten tafels op schragen. Op het menu staan etenswaren als linzen, bonen of hutspot met daarbij gezouten vis. Daarvan heeft men een ruime keus; gezouten haring of aal, bokking, stokvis (gedroogde kabeljauw), bot, schol, schelvis en soms zalm. Op bijzondere feest- en gedenkdagen komt er vlees en tarwebrood op tafel, vaak geschonken door weldoeners. Bier is de dagelijkse drank, maar op de bijzondere dagen komt er rijnwijn op tafel. Het avondmaal bestond vooral uit bier- of broodpap.

Zodra het donker wordt, gaat iedereen naar bed om, zodra het eerste zonlicht zich aandient weer op te staan.

HET ‘ANDERE’ KLOOSTERLEVEN

Naast het leven en werken als religieuzen, waren er ook gebeurtenissen die op zijn zachtst gezegd ‘apart’ zijn. Zo is er het verhaal van Petronella Scade. Toen zij voor de tweede maal weduwe werd omstreeks 1439 zocht ze met haar twee jonge kinderen haar toevlucht in het klooster Nazareth in ’t Gein. Haar oudste dochter was al een paar jaar eerder ingetreden. Volgens de kroniek heeft ze geen toestemming, maar omdat ze ‘een krachtig persoon was’ staat men haar toe te kunnen blijven. Pater Voscuyl zou met lieflijke woorden op haar hebben ingepraat om als religieuze in te treden. Zij belooft hem voorlopig niet opnieuw te zullen trouwen, zonder zijn advies. Tijdens de ziekteperiode van de pater, zo’n vijf jaar later, reist Petronella naar Utrecht. Daar ontmoet ze Jan van Buren, valt als een blok en treedt in het huwelijk. De halfzieke pater, die haar miste, reist haar achterna en vindt haar ‘in wonderlijke kledij’. Pater Herman houdt haar de gemaakt afspraken voor en Petronella keert terug naar het klooster. Maar Jan laat het er niet bij zitten, gaat naar het klooster en eist haar op.  De pater geeft Jan van Buren een aardig som geld op voorwaarde dat hij zich niet meer met Petronella zou bemoeien. Er volgt zelfs een rechtszaak en verscheidene keren is Jan bij het klooster gesignaleerd, met deuren smijtend en ramen stuk slaand. Petronella weet zich geen raad en – ook het verdriet van het overlijden van zoontje Jan – ‘bezorgde Petronella groot hartzeer”. Ze overlijdt op 13 november 1445. Daarna begint Jan een strijd om de erfenis van zijn vrouw te verkrijgen. Opnieuw volgt een rechtszitting. De bezittingen die dochter Mechteld had geërfd vervallen aan het klooster. Naast enkele andere regelingen ontvangt Jan een ‘afkoopsom’ van 600 ons fijn zilver.

Evenals Petronella Schade probeert men voor andere vrouwen een plaats in het klooster veilig te stellen. De adel komt veelvuldig langs met een of meerdere dochters, maar pater Voscuyl weigert de meisjes “omdat zij niet echt geboren waren.” Als dat veelvuldig gebeurt, raakt de pater wat van zijn stuk en roept hij een van de verzoekers toe dat hij “vroeger ook een onechte dochter van de Genadigen Heere van Diepholt de toegang had geweigerd.” Diepholt was de bisschop van Utrecht!

Het hele verhaal komt de bisschop ter ore en die laat een onderzoek instellen. Er blijft pater Voscuyl niets anders over dan het klooster te ontvluchten.

‘Bezoek’

Onder priorin Elisabeth van Eck van Wijnesteijn raakt het leven in het klooster geheel ontwricht. Jonkheer Hendrik van Brederode komt regelmatig met andere edellieden, met de coadjutor (hulpbisschop) van Luik en met zijn broer naar het Geinse klooster: “En hij bleef daar somtijds den geheelen nacht, en de priorin had groote familiariteit met hem. Wat hij begeerde, willigde zij in; en als hij somtijds gezelschap verlangde, dat eenige zustertjes hem zouden gezelschap houden, ja, heel laat in den avond, dan consenteerde de mater het niet alleen, maar dwong daartoe zelfs de onwillige nonnekens.” Nadien wordt over het kloosterleven weinig goeds vermeld: “pompeus en men hield vele gasterijen met hooge heeren.”

Moord

Toppunt van het verval van zeden in het klooster is wel geweest de moord op priorin Geertruid van Nes in 1533. Zij werd omgebracht door zuster Anna Reiers, die daarna tot priorin werd gekozen. Zij stierf enkele jaren later in de gevangenis in Utrecht. Swaertgen van Buchel werd in 1568 priorin en zij herstelde orde en tucht en stelde de oude leefregels van het klooster weer in gebruik.

HET EINDE VAN HET KLOOSTER

Intussen echter neemt de onrust in het land toe door de opstand tegen de Spanjaarden en bovendien doet de hervorming hun intrede. De inmiddels tot enkele tientallen nonnen uitgedunde kloostergemeenschap verlaat het kloostercomplex in ‘t Gein in 1572 en neemt haar intrek in het Annaklooster aan de Nieuwegracht in Utrecht.

Andere bronnen melden, dat paus Pius IV al in 1565 opdracht heeft gegeven om het klooster in Gein te sluiten vanwege de vele misstanden die er heersten.

Het kloostercomplex raakt in verval en mensen uit de omgeving komen bewoners geregeld ter plaatse om bouwstenen en andere materialen te halen.

Anno 2011 liggen de ruïnes van de stad Gein en van het klooster verborgen in het deel van het park Oudegein waar het vogelbroedbosje ligt.

HERDENKING 600 JAAR KLOOSTER NAZARETH

In 2022 lanceert Jos Caarls, in samenwerking met de Historische Kring Nieuwegein een plan om het 600-jarig bestaan van het klooster te vieren. Het plan omvat die onderdelen

  1. Het maken van een pseudo-ruïne;
  2. de opvoering van een toneelstuk en
  3. het realiseren van een virtuele wandelroute door het gebied ’t Gein.

1 De pseudo-ruïne

Er wordt contact gezocht met de Hogeschool van Utrecht. Daar worden Puck Dekker en Sam Jennen, beiden student aan de HKU, bereid gevonden om een ontwerp te maken van een pseudo-ruïne en deze te realiseren aan de rand van het vogelbroedgebied. Afgesnoeide wilgentenen uit de stad worden gebruikt om een bouwwerk te vlechten. De studenten gebruiken verschillende weeftechnieken. Nonnen in het klooster gebruikten die technieken bij het weven van tapijten en kleding.

Afbeelding 4: schetsontwerp van de ruïne
Afbeelding 3: vlechttechnieken

Afbeelding 5: Aan het werk op 13 april 2023.
Het is de bedoeling dat dit duurzaam gevormde vlechtwerk op termijn weer in de natuurlijke omgeving wordt opgenomen. Op 10 mei 2023 wordt het monument onthuld.
Afbeelding 6: de ruïne in het vogelbroedgebied. Anno 2024 is de ruïne al vor een flink deel opgenomen in de natuurlijke omgeving.

2 De toneelvoorstelling

Afbeelding 7: poster toneelvoorstelling

Aan de hand van de ‘verhalen uit de kroniek van Buijsling’ schrijft Anne Terwisscha  een verhaal over het leven van de nonnen. Dit verhaal wordt omgezet in een script dat door leerlingen van de talentklas van De Kom wordt uitgevoerd in de voorstelling NON: Nieuwegein Ontmoet Nazareth.

In enkele maanden tijd weten docenten en leerlingen van de talentklas een prachtige voorstelling op de planken te zetten, die op 10 mei ’s avonds in De Kom wordt uitgevoerd. Een geweldige prestatie.

3 De virtuele route

Deze route zal in de toekomst worden gerealiseerd en voert vanaf het nabijgelegen Natuurkwartier (met Milieu Educatief Centrum, Kinderboerdij IJsselstee, Poldermolen Oudegein en Museum Warsenhoeck) via Geinoord naar de locatie van de pseudo-ruïne. Daar is een informatiebord over Klooster Nazareth geplaatst. Vandaar loopt men naar het informatiebord ’t Gein. Teruglopend steekt de wandelaar de weg Parkhout over om aan de andere kant van park Oudegein te komen, langs de
’s-Gravenhoutseweg. Vandaar voert de route langs kasteel Oudegein om weer terug te keren op het Natuurkwartier.

Museum Warsenhoeck

Geinoord 11, 3432 PE  Nieuwegein

Openingstijden:
Elke woensdag-, zaterdag- en zondagmiddag van 14:00 tot 17:00 uur
(Van 1 november tot 1 maart tot 16:00 uur)

Tel. 030 – 6050090
(Alleen tijdens openingstijden)

Het museum is gesloten op de zondag van Pasen, Pinksteren, met Kerst, op Koningsdag en Nieuwjaarsdag

Museum Warsenhoeck vindt u in het Natuurkwartier in Park Oudegein

Aanmelden groepsbezoeken

Klik hier voor het aanmeldingsformulier.

Op zoek naar meer informatie? Bekijk dan eens deze LINKS